Afscheid van mijn moeder

Op 20 maart is mijn moeder overleden. Twee weken eerder was ze gevallen in haar kamer in het verpleegtehuis waar ze nog niet zo lang woonde.. Een medewerker trof haar op de vloer aan. Er leek niets aan de hand, maar een paar dagen later kreeg ze erge pijn die niet meer stopte. Haar heup bleek gebroken. Omdat mijn moeder al heel ernstig ziek was, het laatste stadium van de ziekte van Alzheimer, en ook fysiek erg verzwakt, was het onmogelijk om haar te laten opereren. Dus kreeg ze zware medicatie tegen de pijn en een middel om haar in slaap te houden. Dit betekende dus ook dat ze niet meer zou eten en drinken en zou sterven. Afscheid wat al heel lang in de lucht hing, en toch heel onverwacht kwam.

Ik ben meteen naar Zutphen gegaan en daar ook gebleven, al die dagen dat ze stervende was. De eerste keer dat ik haar kamer binnenkwam schrok ik heel erg. Aan alles was te zien dat ze dood zou gaan. De huid van haar gezicht leek als van was gemaakt, haar neus was heel spits, en ze was zo mager. Voor ons gevoel zou het elk moment kunnen gebeuren, maar uiteindelijk duurde het tien dagen. Tien dagen lang kwamen en gingen we naar het verpleeghuis. Mijn vader heeft er vier nachten gewaakt, ik één nacht. In het verpleeghuis hadden ze nog nog nooit meegemaakt dat iemand het zo lang volhield. Ze hield het ook niet vol, ze was er gewoon, in volle overgave. Die adem die maar doorging en verder helemaal in rust en vrede, als een mediterende zenmonnik. Heel langzaam doofde het kaarsje uit tot ze ging, in het bijzijn van mijn vader.

Drie dagen geleden was de begrafenis. Een prachtig afscheid waarbij zoveel verschillende facetten van haar werden belicht. Als haar enige dochter heb ik ook gesproken. Ik wilde recht doen aan wie zij was, maar ook recht doen aan hoe het voor mij was, en hoe wij samen waren. Het hele verhaal, over de hele Hanneke:




‘Dertien jaar lang hebben mijn ouders met de ziekte van alzheimer geleefd. En bijna tot het einde heeft mijn vader voor mijn moeder gezorgd. Het komt zeer zelden voor dat iemand pas in zo’n laat stadium in het verpleeghuis aankomt. Al die jaren was hij er onvoorwaardelijk voor haar en met haar, haar gids terwijl al haar houvast wegviel. En dat kon alleen doordat hij altijd met haar omging als Hanneke, niet als een alzheimerpatiënt maar als degene die ze was en bleef dwars door de ziekte heen, de hele Hanneke. Dat was niet altijd makkelijk. Want ze was bij vlagen ongelofelijk grillig en afwerend, bijvoorbeeld als er iets moest gebeuren wat zij niet wilde (haren kammen). Het heeft al zijn uithoudingsvermogen gevraagd. En hij heeft het gedaan. Tot het niet meer kon. Wat een levend voorbeeld van liefde. En wat ben ik dankbaar dat hij dit voor mijn moeder heeft gedaan.


Ik heb het met mijn moeder ook niet makkelijk gehad. Door haar ziekte veranderde onze relatie drastisch. Ze werd aan het einde steeds afwijzender. Aan het begin van de ziekte, toen mijn ouders net in Zutphen woonden, had ze ook al een fase dat ze me het grootste gedeelte van de tijd niet meer kon uitstaan. Maar toen kon je er nog met haar over praten, over alzheimer en wat het met haar deed. Ze werd zich ervan bewust en trok weer bij. Ik was opgelucht want was bang dat die onaardigheid alleen maar erger zou worden door de alzheimer. Dat gebeurde in de afgelopen jaren alsnog. Ze had veel op me aan te merken. Ik kon het gewoon niet goed doen. En daartussendoor waren er pareltjes van momenten dat we gewoon contact hadden, dat ze me weer zag of zelfs woorden van waardering uitsprak. Dan zei ze bijvoorbeeld ineens bij het weggaan ‘hele aardige prettige lieve goede vrouw’. Nou, die kon ik in mijn zak steken.

Het is verwarrend en schrijnend als je liefde onbeantwoord blijft. En nog verwarrender en schrijnender als je weet dat de ander wel van je houdt, ook al laat ze het niet bepaald merken. Ik hou van haar en ik hield van haar. En ik voelde me daarin alleen, want zij leek onze verwantschap te ontkennen.

De scherpte die bij haar karakter hoorde werd door de ziekte uitvergroot. Ze was altijd al recht voor zijn raap. Een liefhebber van de waarheid. Mijn favoriete, meest typerende uitspraak van haar van de afgelopen jaren was dan ook ‘de werkelijkheid van de werkelijkheid’. Ze kon er niet tegen als mensen niet open en oprecht waren, als ze om dingen heen draaiden of een masker opzetten en een rol speelden: zeg gewoon wat je bedoelt, zei ze dan. Ze had sterke sympathieën en antipathieën, die wel, die niet. Dat wil ik wel, dat wil ik niet. Mijn zussen en broer hebben daar onder geleden. Mijn moeder was jong uit huis gegaan, weg uit het grote gezin, om vrij te zijn en haar eigen leven te kunnen leiden en toen kwamen er allemaal kinderen op haar pad. Haar zoon die ze het jaar dat ze ging studeren kreeg en mijn zussen, de dochters van mijn vader. Dat wilde ze niet. Ten minste, ze wilde niet de verantwoordelijkheid van de moederrol. En dat is heel moeilijk voor ze geweest, net zoals het voor mij de laatste jaren heel moeilijk was (en voor hen natuurlijk van een hele andere orde, want zij waren kind en konden dus niet zo reflecteren als ik dat wel kan). 

Maar dat was niet het hele plaatje, niet de hele Hanneke. Ik moest de afgelopen jaren mijn best doen om niet overal een deken van afwijzing over te gooien, als een schaduw over onze geschiedenis. Ik haalde in mezelf herinneringen op: Hoe was het dan eerst met haar? Ik herinnerde me haar gulheid, die kleine, attente cadeautjes die ze vaak voor me meenam. De uitstapjes die we samen maakten, van sjoppen in Amsterdam (en dan al haar vaste adresjes langs)  tot samen naar Senegal gaan. Hoe ze bij mijn eerste bevalling een rots in de branding was. Hoe Chadim bij opa en oma logeerde en ze hem eindeloos voorlas uit haar favoriete kinderboeken. De lol die we samen hadden, meestal over de dingen die we in onze omgeving allebei opmerkten, vier arendsogen bij elkaar. Hoe ze me op mijn veertiende meenam naar yoga en hoe we zelfs toen ze al alzheimer had nog yoga deden. Aan hoe gek ze was op bepaalde geniale mensen met een goed hart, Jane Goodall, Stan Laurel, Bob Dylan, David Attenborough. Aan haar oog voor schoonheid en detail en voor kleine grappige dingetjes. Zoals die kleine opwindpoppetjes die ze verzamelde en die ik ook nog voor haar kocht toen ze al ziek was. En waar de kleinkinderen dan mee speelden (wat ze naarmate de ziekte vorderde wel steeds minder makkelijk toeliet, want het waren haar spullen).

Naast de dingen die we deden was er natuurlijk de manier waarop ze in het leven stond. Haar oprechte benieuwdheid, haar liefde voor ritme, de toewijding waarmee ze mensen begeleidde, haar moed. De moed ook waarmee ze in het begin met de ziekte omging en open vertelde over niet alleen wat de ziekte met haar deed, maar ook wat het haar bracht. Het denken werd minder belangrijk, zijn werd nog meer de leidraad. En toen schrijven niet meer ging werden het de tekeningen waarmee ze zichzelf liet zien en dat wat in haar binnenste leefde aan de wereld gaf. Ik heb van haar geleerd en leer van haar om helemaal voor mezelf in te staan, om in wat ik zeg zo precies te zijn als ik ben en om zonder voorbehoud te leven. De vrouwelijke weg van bevrijding.

Er is een moeder voor en na de alzheimer. En het is ook dezelfde. De hele Hanneke.

En er is een moeder voor en na het sterfbed. En het is ook dezelfde. De hele Hanneke. 

 

De dagen dat ze stervende was en ik bij haar kon zijn maakten de cirkel rond. Het was verzoenend zonder dat er woorden werden gesproken. Het was rauw en vermoeiend, ons geduld werd echt op de proef gesteld (tien dagen alert zijn op het moment dat het gaat gebeuren is enorm intensief, en de dood zo dichtbij haar werk zien doen raakt dieper dan je kunt bevatten). Maar, en, het was zo echt, zo puur, zo zuiver. Ze ging zo helemaal zich toevertrouwend, vol overgave. Adem na adem na adem. Zo zoetjes ook, als een kind dat doet wat het moet doen. Niet omdat het braaf wil zijn, maar omdat het wil doen wat juist is – zo gewetensvol. Het was alsof alles wat ze in dit leven als innerlijke leidraad had gevolgd, alles wat haar van binnen altijd de weg wees, haar focus op meditatie, haar boeddhistische instelling, alsof dat het helemaal overnam en het laatste woord had. De onderstroom die uiteindelijk de hoofdstroom blijkt te zijn. De hele Hanneke die veel meer is dan Hanneke.

Op de ochtend dat ze stierf schreef ik een stukje (ik wist natuurlijk niet dat ze die dag zou doodgaan, we hadden wel de indruk dat ze niet nog een dag zou leven, maar tegelijkertijd leek het nooit te gaan gebeuren omdat het al zo lang duurde). 

Ik schreef:

Ik voel haar overal

Er is nergens waar ik haar niet voel

En toch voel ik haar ook juist niet

Want zij is het niet meer

Al is zij het nog nooit zozeer geweest

 

Er zit niets meer tussen ons in

Geen karakter geen verhaal geen persoon

 Dezelfde adem stroomt door ons heen

 

En alles wat ik nog ben en zij al niet meer is staat tussen ons in

De afgrond

Het einde van dit leven

Ik leg mijn hand op haar voorhoofd in de lucht die ons verbindt

Waar zij thuiskomt is waar zij eigenlijk ook al was en waar wij waren voordat dit allemaal begon

Misschien zelfs waar wij al die tijd al waren

Er is nergens om heen te gaan

Zij is er al

En ik ben er al

Over levens worden we heen getild

Hier hebben we elkaar gevonden en weer verloren

En herinnerd

Herinnerd dat het weerzien onomstotelijk is

Herinnerd dat we nu en altijd samen zijn

Mijn dierbare sister van dezelfde tribe

Die mijn moeder was.’