It takes a village to live with alzheimer's

Mijn moeder kan er niet meer zo goed tegen om mijn vader te missen. Wanneer er hulp is gaat hij graag naar zijn werkkamer om te schrijven of gewoon uit te rusten. Even tijd voor zichzelf.

Als hij weg is gaat mijn moeder al snel ijsberen en door het huis lopen om hem te zoeken. Om de paar minuten vraagt ze waar Hans is. ‘Hij is in zijn werkkamer aan het schrijven’, antwoord ik. ‘Hij komt zo weer.’ ‘Ja, dat zeggen ze allemaal’, reageert ze geagiteerd.

Eigenlijk net als met kleine kinderen werkt afleiding het beste. Muziek luisteren, tekenen, eindje wandelen (als ik haar mee naar buiten krijg, want vaak heeft ze geen zin), Attenburough kijken op Netflix.

Gisteren ontstond er iets nieuws. Ik kreeg haar zover om met mij op het kleine stenen balkonnetje met uitzicht op de straat te gaan zitten. Het was meteen raak: er was zoveel te zien. Zeker een half uur lang keken we naar de voorbijgangers die de Zutphense markt bezochten. Even was er geen Hans meer die ze miste.

Het ging maar door. De verwondering en het scherpe commentaar. Ik heb flink gelachen en was blij dat niemand haar kon horen :

‘Hee, jij moet je haar knippen joh’ (over een man met een matje).

‘Zo zeg, die is boos dat ze alles moet dragen. Daarom loopt ze extra hard.’

‘Die is groot geworden zeg’ (over een man met een dikke buik).

‘Nou nou, dan kun je wel wat’ (gemeend onder de indruk van een jonge man op een scooter).

Ze zeggen wel: it takes a village to raise a child. Maar een village voor mijn oude moeder zou ook wel enorm helpen.

Een bankje op een dorpsplein en daar de hele dag een beetje zitten en kijken naar spelende kinderen, mensen die hun hond uitlaten, gewone alledaagse interacties, het leven dat voor je ogen geleidelijk voortdeint. Dat zou toch ideaal zijn op haar - nee op ieders - oude dag?

208594943_4289455991133648_2148717081505822141_n.jpg